Presb. Utrecht, (A.)I. 1490-1491 (1490-1491) Den Bosch Meester Huge Wellis van Sinte Martens Dijck werd vermoedelijk in het Zeeuwse St.Maartensdijk geboren als zoon van een zekere Cornelis. Op 30 augustus 1475 liet hij zich als Hugo Cornelii de Aggere Sancti Martini inschrijven aan de Leuvense universiteit waar hij als arme student in het college "het Varken" verbleef. Hij werd meester in de DUWHV en doceerde vervolgens waarschijnlijk ook enige tijd aan de DUWHV-faculteit aangezien hij op 29 november 1482 tot de universiteitsraad werd toegelaten. Omstreeks 1490 vertrok meester Huge naar Den Bosch waar hij vermoedelijk korte tijd werkzaam was als vice-plebaan van de St.Jan. Voor deze functie werden bij voorkeur priesters uit het bisdom Utrecht aangetrokken die tevens de meestergraad hadden behaald. In de bronnen wordt meester Huge echter niet als vice-plebaan vermeld. Wel zijn twee testamenten bewaard die hij als notaris in Den Bosch vervaardigde. In het eerste vermeldt hij alleen de keizerlijke benoeming, in het tweede ook de pauselijke. 1) De eerste akte dateert van 26 januari 1490 en bevat het testament van Katherijn Keelbrekers, poorteres van Den Bosch en weduwe van Willem van Tussenbroeck. Ze liet onder meer de helft van haar woonhuis na aan de kerkfabriek van de St.Jan. Het tweede testament dateert van 6 maart 1491 en werd gemaakt door Marten van Elmpt en diens vrouw Yda Jan Roetarts, poorters van Den Bosch. Ze bepaalden onder meer dat er na hun dood te Esch een gasthuis gesticht moest worden voor zes oude mannen en overhandigden een briefje aan de notaris met daarin de regels voor de bewoners. Zo zouden de zes mannen "egeen oneerbairheyt moegen hanteren met dronckenscappen, oncuysheit off met anderen onmanierlyckheiden ter oneeren gedragende". Indien ze niet vóór zes of zeven uur 's avonds thuis waren moesten ze worden weggestuurd. Om hierop toe te zien zou er "een aude, vrome, stercke vrouwe" worden aangesteld die tevens tot taak had om "bedde te maken, wassen, wringen, die pott te sieden, den hoff te toelen ende in reke te houden met seyden, spayen, soe dat oirbaer ende prouffytelixte wesen zall". Op 11 juli 1492 maakte Marten van Elmpt, als weduwnaar van Yda, nog een aanvulling op deze huisregels. Hij deed dat niet ten overstaan van meester Huge maar van heer Henrick vanden Loe (nr.246). Vermoedelijk was dominus et magister Hugo Wellis, notarius publicus, - zoals hij in deze aanvulling wordt genoemd - toen inmiddels naar elders vertrokken. 2)
|
Noten | |
1. | Wils, Matricule, II 330 nr.201; Bijlage II 416.1, 416.2. |
2. | Bijlage II 246.9, 416.1, 416.2. |